zondag 8 juli 2012

Zestiende Editie


Optredens van: Cello-ensemble Sharp, Matto Frank, Hartog, Daan Doesborgh, CCQP.A.Coté, Ketelbinkie
Lokaties: Oostzee, een kantoor in de Wijttenbachstraat, de huiskamer van Arthur en Netta, een viaduct aan de rand van Oost, Delicatessen

Ed Schenk maakte de foto's, Vido Liber schreef een impressie:

Voor de zestiende editie van ons favoriete Amsterdamse huiskamerfestival moesten we ons melden bij een blauw hek om de hoek van het Steve Bikoplein in de Transvaalbuurt. Een wachtwoord was niet nodig, maar misschien is dat een idee voor de volgende editie. In het noodlokaal van een basisschool werden we begroet door modellen en tieneridolen, vriendelijk glimlachend vanaf tijdschriften uit de jaren vijftig, op een rijtje hangend aan de achtermuur. Baby Jim, bij het eerste optreden de allerjongste onder de festivalbezoekers, kirde goedkeurend bij de eerste lage noten van cellokwintet Sharp. De titel van het openingsstuk is Conclusion, vertelde de senior celliste van het ensemble, en alle composities zijn van de Finse cellogroep Apocalyptica. Omdat ze zelf, vrijwel moeiteloos, de meeste snelle passages voor haar rekening nam, en de overige, jongere strijkers zich voornamelijk beperkten tot afwisselend zwaarmoedige lange uithalen en dreigende staccatobassen, rees het vermoeden dat de linker celliste de lerares is en de rest van de groep haar pupillen. Een van de mannelijke strijkers gebruikte een broekriem om te voorkomen dat zijn instrumenten tussen zijn benen vandaag zou glijden - de gesp rondom een stoelpoot en de punt van de cello vastgepind in een van de riemgaten. Het vocht van de langdurige ochtendregen leek in de instrumenten geslopen, want niet alle noten klonken even zuiver. Na enkele eerste aarzelende passages raakten de muzikanten meer op dreef en gleden de noten steeds soepelere om en over elkaar heen. Sharp is plechtiger dan de langharige Finse voorbeelden. De groep durfde niet helemaal los te gaan, maar dat was wel zo prettig zo vroeg in de middag.

Buiten was het ondertussen opgehouden met regenen. Gelukkig, want we moesten een stukje lopen, van de Transvaalbuurt richting Oosterpark, waar zojuist een verregende editie van Roots Open Air was begonnen. Doffe bassen reikten vanuit het park tot aan onze volgende locatie aan de Wijttenbachstraat. Tijd voor een broodje, een koele rosé en Chinese popmuziek. Belicht door slechts een leeslampje mixte geluidskunstenaar Matto Frank vanaf een laptop eigen opnamen van een reis uit China met toegankelijke ambient. Achter hem projecteerden festivalorganisatoren John en Loes foto's van hun laatste twee Chinese reizen. Vergane communistische glorie, groene sawa's, zoet gekleurde neonreclames, reusachtige Boeddhabeelden, straattaferelen, nachtelijke stadsgezichten, wonderlijke koopwaar en karkassen van honden bij een slagerij werden afgewisseld met portretten van passerende Chinezen: een slapende reiziger, een lachende man naast een Boeddhahoofd, een jochie achterop de fiets van zijn moeder. Ook Matto Frank haalde Chinese individuen uit de massa door van dichtbij opgenomen conversaties in zijn soundscape te verwerken. Zowel uit de muziek als uit de foto's kwam naar voren hoe gastvrij het land kan zijn en hoe leuk de Chinezen het vinden een vreemdeling uit een ver land te tegen te komen.

Een laatste plensbui begeleidde de voortzetting van onze wandelroute, onder het viaduct door de Indische buurt in, naar het Ceramplein. We pasten niet allemaal in de lift naar de tweede verdieping en arriveerden daarom groepsgewijs in de woonkamer van Arthur en Netta. Singer/songwriter Hartog speelde nummers van zijn vorige album No Hero (2010) en van de elk moment te verwachten tweede cd Happy Days. Liedjes over verdwalen, dichtbij of in verre landen (Spanje, Italië), pasten goed bij een festival waarbij zelfs de organisator wel eens een verkeerde weg inslaat, zoals we een uur later zouden merken. Hartog had de meest melancholieke akkoorden op zijn akoestische gitaar uitgekozen om zichzelf mee te begeleiden. Drummer Rowin Tettero zorgde voor bescheiden ritmes. Om de liedjes nergens te overstemmen beperkte Tettero zich zoveel mogelijk tot brushes. De koffer van de snaredrum diende deze middag als basdrum. De gastvrouw probeerde een voorzichtige dansje in de aan de woonkamer grenzende keuken.

Het langste loopje van de dag, van Ceramplein naar het Oostelijke Havengebied, werd kort onderbroken door woorden van poëtische aard. We moesten wel eerst het juiste viaduct zien te vinden, aan de rand van Oost en stadsdeel Centrum. Daarbij overschreden we voor het eerst de festivalgrens. Dichter Daan Doesborgh wachtte ons aan het Oostelijke deel van het tweede viaduct op. Zijn gedichten werden soms overstemd door de opstekende wind, het verkeer dat in en uit de Piet Heintunnel reed en, als je heel goed luisterde, de bijen rondom de opgestapelde Bijentafels van kunstenaar Frank Mandersloot aan de overkant. Schor van eerdere declamatieopdrachten liet Van Doesborgh een paar voorbeelden uit zijn eigen spitsvondige werk over het kruispunt schallen. Bij een gedicht waarin hij het uitmaakt met zichzelf, werd het hardst gelachen. Hij sloot toepasselijk af met een gedicht van de ons eerder in de week ontvallen Gerrit Komrij. Een liefdesgedicht, over het vrijkomen van lichaamssappen en los zittende huidkorsten, die ons de lust tijdelijk ontnam.

De Piet Heinkade volgend kwamen we vanzelf terecht op de laatste locatie van het festival: Delicatessen aan de Veemkade, nog geen twee dagen eerder met groot succes geopend. Bij binnenkomst was CCQ, oftewel het Chris Corstens Quartet, het jazzcombo rondom de sopraansaxofonist en componist Corstens, al begonnen. Het leek even alsof we ongevraagd op bezoek waren bij andermans feestje. Op de stoelen en zitzakken zaten mensen die we die dag niet eerder in ons gezelschap hadden gezien. Een baby en een peuter probeerden naast hun moeder een bijdrage te leveren aan de improvisaties. Binnen een compositie kon een vrolijk springerige thema zomaar overgaan in plechtstatige, licht weemoedige filmmuziek. Vanuit muzikaaltechnisch oogpunt bekeken was CCQ een hoogtepunt in onze route.

De Franstalige Canadees P.A. Coté uit Saguenay, Quebec heeft het voorkomen van een globetrotter, een scheepsjongen die rond zijn pubertijd heeft besloten niet meer te groeien en nooit volwassen te worden. Het zou me niet verbazen als hij pas in de loop van de middag met zijn boot in de Amsterdamse haven was gearriveerd en nog een beetje moest wennen aan ons wisselvallige klimaat. Zijn Engelstalige aankondigingen in zwaar Frans accent waren nog enigszins te volgen, maar de inhoud van zijn eenvoudige, rauwe liedjes in plat Quebecs en Montreals gingen volledig langs me heen. Begeleid door een bassist en percussionist Menno op wasbord (altijd met mes en vork spelen!) leken zijn drankliederen afkomstig uit dat zuidelijker gelegen Franstalige Amerikaanse gebied, de Cajun Triangle in Louisiana, waar een ander onverstaanbaar dialect wordt gesproken: patois. Ik werd warmer van de groentesoep dan van de muziek.

Wijsjes Uit Het Oosten, dat dit jaar het tienjarig bestaan viert, deed zijn reputatie als een van de meest gevarieerde festivals weer eer aan. Na de cello's, soundscapes, liedjes, gedichten, jazz en drankzangstukken werd de dag afgesloten met Ketelbinkie. Bij zo'n bandnaam verwacht je op zijn minst een Rotterdams smartlappenkoor, maar Ketelbinkie is een wispelturige uitbarstingen voortbrengend trio, met Oscar-Jan Hoogland (de pianist van CCQ) op Moog synthesizer en andere elektronica, Bas Jacobs (eigenaar van Delicatessen en medeorganisator van de Wijsjes) op gitaar en effecten en de doorrookte stembanden van dichter Daan Doesborgh, de Nederlandstalige Captain Beefheart. De loops uit een van de gitaareffectenkastjes zorgden voor een ritmische basis waar de drie muzikanten hun gecontroleerde chaos dankzij hobbylijm tot een verbazingwekkend hecht geheel wisten te plakken, ergens in het schemergebied tussen The Ex, André Manuel en een stroomstoring.